Op 9 december a.s. verzorgen de Adelbertvereniging Venray en Literair Café Venray in De Baank in Leunen, een avond gewijd aan de poëzie.
De dichter Ingmar Heytze, die door Ronald Giphart bestempeld wordt als ‘meeslepend en bedwelmend tegelijk en een goede ‘voordracht dichter’, gaat invulling aan deze avond geven. Gerrit Komrij zei over Ingmar Heytze: “In de gedichten van Ingmar Heytze worden ouderwets en nieuw, traditie en populair, citaat en kreet met de grootste mate van achteloosheid verenigd. Achter zoveel achteloosheid gaat het hyperbewustzijn schuil van wat andere dichters aan het doen zijn en wat de dichters vóór hem hebben gedaan”.
Ingmar Heytze parodieert Gorter en Kopland, gebruikt regels uit bestaande gedichten en liedjes en toch wekt hij niet nimmer de schijn van ‘geleerdheid’. Zijn nieuwe bundel ‘Postkamer’ wordt geroemd als ‘de meesterproef van een van de vitaalste en meest gelezen dichters van Nederland’.
Ingmar Heytze (1970) schrijft poëzie voor “mensen die niet van gedichten houden”. Hij dicht graag in opdracht en treedt geregeld op als dichter op radio en televisie. Van 2009 tot 2011 is hij de Utrechtse Stadsdichter. Als columnist en essayist schrijft hij onder meer voor Onze Taal, Kijk, de Volkskrant, NRC, Trouw en AD Utrechts Nieuwsblad. Hij schuift geregeld aan als huisdichter in het radioprogramma Met het oog op morgen. Solo of met zijn band Asfaltfeeën treedt hij op van studentenhuiskamers tot Lowlands en op andere
i podia, waaronder zeven edities van de Nacht van de Poëzie.
Adelbertvereniging Venray én Literair Café Venray verheugen zich op deze poëzieavond, die om 20.00 uur in De Baank begint en waarvoor iedereen, ook niet leden van Adelbertvereniging Venray en Literair Café Venray van harte worden uitgenodigd. De entreeprijs bedraagt voor iedere bezoeker slechts € 5,- .
BRIEF AAN DE POËZIE
Vandaag zag ik een kleine vrouw
met duidelijke afstand
tot de arbeidsmarkt.
Ze droeg een rode regenjas.
Ze stond aan de vijver
naast het winkelcentrum
in een wolk van duiven, kauwen.
De vogels aten uit haar hand.
Boven op haar capuchon
zat een meeuw (Geïnteresseerd?
Stoïcijns? niet goed te zeggen)
om zich heen te kijken.
Ik weet niet welke soort het was,
van meeuwen heb ik geen verstand.
Maar als het gaat om jou en mij
ben ik die vrouw.
De meeuw ben jij.